advies & ingenieursbureau

Dossier Stikstof

(Hieronder lees je de huidige stand van zaken rondom stikstof. Dit dossier wordt regelmatig geactualiseerd en is voor het laatst bijgewerkt op 7  december 2022)

In 2019 bepaalde de Raad van State dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet als toestemmingsbasis voor activiteiten gebruikt mag worden. De gevolgen hiervan waren groot. Zo kwamen (vergunning)procedures stil te liggen en werden veel besluiten op basis van het PAS vernietigd. Sindsdien wordt er hard gewerkt aan oplossingen die meer ruimte bieden voor vergunningverlening. Zo zijn de Wet natuurbescherming en de provinciale beleidskaders aangepast, en is per 1 juli 2021 de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) in werking getreden, waaronder een bouwvrijstelling. In januari 2022 is verder het rekenmodel AERIUS aangepast waardoor bij stikstofdepositie niet slechts tot 5, maar tot 25 kilometer van de bron wordt berekend. Recent heeft de Raad van State bepaald dat de bouwvrijstelling niet meer van toepassing is. Ecogroen volgt de ontwikkelingen op de voet en adviseert over eventuele gevolgen voor uw activiteiten en mogelijke vervolgstappen.

Waarom is stikstof een probleem?

De beschermde stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden liggen in Natura 2000-gebieden. De Nederlandse natuur staat er relatief slecht voor: slechts 10% van de beschermde habitattypen heeft een gunstige staat van instandhouding, voor de overige 90% is de status ongunstig. Een belangrijke oorzaak hiervan is de grote hoeveelheid stikstof in de bodem, met verzuring en vermesting tot gevolg. Hiervan profiteren slechts enkele algemene soorten, zoals braam, brandnetel en pijpenstrootje. Bijzondere soorten verdwijnen juist, omdat ze niet opgewassen zijn tegen de soorten die snel kunnen groeien door stikstof. Belangrijke bronnen van stikstof zijn landbouw, industrie, verkeer en woningbouw.

Verkeer vormt één van de emissiebronnen van stikstof

Wat is de stand van zaken?

Om vergunningprocedures omtrent stikstof weer doorgang en bovendien meer ruimte te bieden zijn de Wet natuurbescherming (onder invloed van de Spoedwet aanpak stikstof) en de provinciale beleidskaders aangepast. Verder is per 1 juli 2021 de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) in werking getreden. Samen met het bijbehorende Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn) en de Regeling stikstofreductie en natuurverbetering (Rsn) bevat deze wet (onder andere) een vrijstelling van de gevolgen van stikstofdepositie door bouw- en sloopactiviteiten. Op basis van de uitspraak van de Raad van State van 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3159) mag deze vrijstelling echter niet meer gebruikt worden en moet de aanlegfase (weer) berekend worden. Wel is nog steeds sprake van een toekomstige stikstofemissiereductieplicht voor bouw- en sloopwerkzaamheden. De Wsn is opgenomen in de Wet natuurbescherming.

Sloop- en bouwactiviteiten zijn dus niet meer vrijgesteld van de verplichting om een stikstofberekening uit te voeren. Het is dus (weer) noodzakelijk om voor zowel de aanleg- als de gebruiksfase van activiteiten waarbij stikstof vrijkomt inzichtelijk te maken of de activiteit een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden veroorzaakt.

  • Bij de aanlegfase kun je denken aan de inzet van bouwmaterieel om bijvoorbeeld woningen mogelijk te maken.
  • Bij de gebruiksfase kan gedacht worden aan het gebruik van een nieuwe weg, stal of woning.
  • Denk ook aan evenementen. Voor dergelijke activiteiten is het noodzakelijk om een zogenaamde AERIUS-berekening uit te voeren, waarmee de stikstofdepositie op de hiervoor gevoelige natuur berekend wordt.

Een activiteit is niet vergunningsplichtig wanneer uit de AERIUS-berekening blijkt dat er geen toename van stikstofdepositie op Natura 2000 plaatsvindt (0,00 mol/ha/jaar). Wanneer er wel een toename berekend is, dan zijn vervolgstappen nodig.

Recente veranderingen in rekenmodel AERIUS

Het stikstofdossier blijft een zeer levendig en veranderlijk dossier. In aanvulling op bovenstaande springt nog een recente ontwikkeling in het oog. Het gaat om een uitspraak van de Raad van State van 20 januari 2021 omtrent het stikstofdossier. Deze uitspraak heeft consequenties voor het rekenmodel AERIUS, dat gebruikt wordt voor stikstofberekeningen. Het rekenmodel berekende tot voor kort de stikstofdepositie door verkeersbewegingen tot 5 kilometer rondom de bron.

De Raad van State heeft geoordeeld dat deze afkapgrens van 5 kilometer onvoldoende is onderbouwd. Daardoor kan niet “volledig, precies en definitief” worden geconcludeerd dat de verkeersbewegingen geen nadelige gevolgen voor Natura 2000-gebieden hebben (ECLI:NL:RVS:2021:105). Als oplossing wordt gerekend tot 25 kilometer van de bron. Dit geldt voor alle bronnen, ook verkeersbewegingen. De Raad van State velt in de nabije toekomst een definitief oordeel over deze nieuwe afkapgrens. De 25 kilometer-afkapgrens is al wel in de jaarlijkse AERIUS-update van januari 2022 verwerkt.

Op 26 januari 2023 wordt het rekenmodel AERIUS Calculator geüpdatet. Het is op dit moment (nog) niet bekend wat de actualisatie gaat inhouden.

Ook het gebruik van machines tijdens aanlegwerkzaamheden kunnen leiden tot een tijdelijke extra stikstofemissie

Wat betekent dit voor jou? En hoe kunnen wij je daarbij helpen?

Hieronder vind je een aantal vragen, die voorbij kunnen komen in een stikstoftraject.

1: Valt mijn voorgenomen activiteit onder de vrijstelling van gevolgen van stikstofdepositie voor bouwactiviteiten?

De vrijstelling geldt voor tijdelijke stikstofemissies die vrijkomen tijdens de bouw, sloop of aanleg van (bouw)werken. Per 2 november 2022 is deze vrijstelling echter door de Raad van State buiten toepassing verklaard. Deze kan dus niet meer gebruikt worden. Een berekening van de aanlegfase van de voorgenomen activiteit is weer vereist.

2:  Uit de stikstofberekening volgt een toename van stikstof, wat nu?

Allereerst bekijken wij of er sprake is van een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige gebieden met een (naderende) overschrijding van de kritische depositiewaarde. Wanneer deze waarde niet wordt overschreden, is een vergunningplicht niet aan de orde.

Wordt de waarde wel overschreden, dan moet gekeken worden naar verdere oplossingen. Wij denken graag met je mee over wat verstandig en wenselijk is. De (on)mogelijkheden zijn afhankelijk van het type activiteit, de ligging ten opzichte van Natura 2000-gebieden en de gevoeligheid van de desbetreffende Natura 2000-gebieden voor stikstofdepositie.

3: Kan het plan of project worden aangepast?

Mocht stap 2 geen uitkomst bieden, dan kijken wij in goed overleg met je of er aanpassingen mogelijk zijn in het huidige plan of project. Er wordt dan bekeken welke elementen leiden tot een toename van stikstofdepositie en of dat kan worden voorkomen/verminderd. Zo kan bijvoorbeeld gekozen worden voor een ander machine-arsenaal bij renovaties. Ook kan gedacht worden aan het inzetten van elektrisch materieel, zoals heftrucks of hoogwerkers, in een bedrijfshal. Op deze manier kan wellicht een toename van stikstofdepositie worden voorkomen.

4: Is intern salderen mogelijk?

Indien aanpassing niet mogelijk is of niet het gewenste effect bewerkstelligt, dan kan gekeken worden naar intern salderen. We kijken dan niet naar de nieuwe stikstofuitstoot, maar voeren een verschilberekening uit. Het effect van de activiteit wordt dan vergeleken met de zogenaamde referentiesituatie.

Bij projecten valt de referentiesituatie samen met ofwel een eerder verleende natuurvergunning, ofwel, bij het ontbreken daarvan, aan de milieutoestemming die gold op de referentiedatum. Voorwaarde daarbij is dat nadien geen milieutoestemming is verleend voor een activiteit met voor het betrokken Natura 2000-gebied minder nadelige gevolgen. Als met de verschilberekening geen toename van stikstofdepositie berekend wordt, dan kan het project doorgang vinden.

Sinds 1 januari 2020 is intern salderen niet meer vergunningplichtig dankzij een uitspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2021:71), op voorwaarde dat uit een berekening blijkt dat hierdoor de stikstofdepositie niet toeneemt. Daarnaast heeft de rechtbank in Oost-Brabant bepaald dat vergunde maar niet-benutte stikstofruimte niet, of alleen onder specifieke voorwaarden, gebruikt mag worden voor het intern salderen (ECLI:NL:RBOBR:2021:6389). Of het standpunt van deze rechtbank definitief in stand blijft, is nog onzeker.

Bij een verschilberekening voor plannen wordt de voorgenomen ontwikkeling (maximaal beoogd) vergeleken met de feitelijke, planologisch legale situatie op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

5: Is extern salderen mogelijk?

De toepasbaarheid van het instrument extern salderen verschilt per provincie. Zo is in de ene provincie extern salderen toegestaan, maar is extern salderen elders opgeschort. Met extern salderen kan een activiteit met stikstofdepositie rechten ‘opkopen of overnemen’ van een definitief stoppende of krimpende activiteit, bijvoorbeeld in de veehouderij. In het laatste geval ontstaat dan stikstofruimte die overgenomen kan worden. Van deze ruimte is 70% beschikbaar voor de nieuwe activiteit, en 30% komt ten goede aan de natuur, waardoor per saldo de stikstofdepositie daalt.

Aan extern salderen zijn, zoals uiteengezet door de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2021:2627), enkele voorwaarden verbonden. Zo mag alleen van extern salderen gebruik gemaakt worden, wanneer dit een zogenaamde mitigerende maatregel is. Deze moet verbonden aan zijn aan de nieuwe activiteit waarvoor extern salderen benodigd is. De maatregel mag bovendien niet samenvallen met maatregelen die ingezet worden om de natuurwaarden in Natura 2000-gebieden te verbeteren of te herstellen, tenzij het behoud van de natuurwaarden geborgd is of de doelen ook op een andere manier bereikt kunnen worden.

In de meeste provincies (behalve o.a. Noord-Holland en Utrecht) kan bovendien onder aanvullende voorwaarden ook gebruik worden gemaakt van een speciale vorm van extern salderen: het verleasen van stikstofrechten. Hierbij kan voor tijdelijke stikstofemissies, bijvoorbeeld door de bouw van woningen, stikstofruimte gebruikt worden van tijdelijk stopgezette activiteiten.

6: Ecologische beoordeling, passende beoordeling of ADC-toets

Als blijkt dat bovenstaande stappen niet voldoende of niet mogelijk zijn, dan is de oplossing wellicht een ecologische beoordeling of een passende beoordeling op basis van een ecologische toetsing. Hierin beoordelen wij of de stikstofdepositie leidt tot een significant negatief gevolg voor Natura 2000. Let op: bij een passende beoordeling is, ongeacht de uitkomsten, sprake van vergunningplicht. Bij een plan kan het uitvoeren van een passende beoordeling mogelijk leiden tot een plan-mer. In een uiterst geval kan ook gekeken worden naar een ADC-toets: daarin wordt waarin bepaald of er geen Alternatieven zijn, en of er een Dwingende reden van groot openbaar belang is. Vervolgens dient Compensatie toegepast te worden.

7: Stikstofregistratiesysteem en stikstofbanken

Voor woningbouw is het mogelijk om ‘ruimte’ te reserveren in het stikstofregistratiesysteem (SSRS). Hiervoor moet echter wel eerst aangetoond worden dat andere oplossingsrichtingen, zoals intern salderen of een passende beoordeling, onderzocht zijn en geen oplossing bieden. Wel is door zowel de Rechtbank Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2022:3375) als de minister van Natuur en Stikstof geoordeeld dat de door de landelijke snelheidsverlaging vrijgekomen stikstofruimte niet ingezet mag worden in het SSRS. De snelheidsmaatregel is inmiddels uit het SSRS gehaald. Het SSRS wordt nu enkel nog gevuld met stikstofruimte die vrijkomt door de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen, waardoor het stikstofregistratiesysteem in principe nog wel in werking is.

Verder worden er twee soorten stikstofbanken opgezet om vergunningverlening te vergemakkelijken. De stikstofbanken worden onder andere gevuld met onbenutte stikstofruimte na extern salderen. Er komt een landelijke Microdepositiebank, voor projecten met een kleine (maximaal 0,05 mol/ha/jr) toename van stikstofdepositie. Daarnaast kunnen provincies zelf zogenaamde Doelenbanken oprichten. De doelen worden (nader) bepaald door de betreffende provincie. Zo richt de provincie Noord-Holland zich onder andere op projecten in relatie tot de energietransitie en woningbouw.